Dementie is de venijnigste van alle sluipmoordenaars. Ze dooft je langzaam uit. Nu ik haar in mijn directe omgeving van dichtbij leer kennen, zie ik het: alles wordt flets. Het zijn niet alleen de voorbijtrekkende mistflarden zelf die het proces versnellen, maar juist ook die momenten waarop, heel onverwacht, plots de zon doorbreekt. Je kijkt er recht in. Dat doet pijn. Een zonnebril is dan niet voorhanden. Het is op die helverlichte momenten dat karaktertrekken in verhevigde vorm aan de oppervlakte komen. Alle remmen zijn los.
Toen ik Gerard Reve ontmoette keek hij soms recht die felle zon in. Alles werd uitvergroot. Zijn sardonische genoegens, zijn vermogen tot haat en afgunst, maar ook zijn scherpzinnigheid en zijn humor. Ik was redacteur van het tv-programma De Plantage, dat Hanneke Groenteman liefst 7 jaar presenteerde op de late zondagmiddag. Slechts tweemaal verlieten we de studio naast Artis voor schrijvers voor wie de gang naar zo’n arena met publiek een brug te ver was: voor J.J. Voskuil, en voor Gerard Reve. Waar Voskuil de smaak te pakken kreeg en niet lang na de opnames bij hem thuis alsnog de confrontatie aandurfde met publiek in een live-uitzending, was Reve juist de routinier, de veteraan die een leven lang het publiek wist te bespelen juist op De Verrekijk, maar die nu, in zijn nadagen, niet langer bij machte was die rol op zich te nemen.
Tijdens een redactievergadering waarin we brainstormden over de vraag waar we het aan het eind van de rit nog eens mooi mee uit konden pakken had ik wel een suggestie. We hadden het vaker geprobeerd, maar kregen altijd nul op het rekest. Maar als we nu eens… ‘Iedereen uit ons vak weet dat daar één grote ophaalbrug voor ligt,’ schreef Hanneke Groenteman later op haar blog, ‘Joop Schafthuizen. Maar om de één of andere onnaspeurlijke reden ‘lag ik goed’ bij Joop en keken ‘Meneer Reve’ en hijzelf altijd graag op zondagmiddag naar de verrekijk als ik erop was. Ik mocht dus komen.’ Als cadeau namen we, op verzoek van Joop Schafthuizen, een tuin-ameubelement mee.
Machelen
De voormalige dokterswoning in het ingeslapen Machelen aan de Leie was donker. De oprit enigszins overwoekerd door onkruid. Binnen oud meubiliair, stoffig, schilderijen, heel veel eeuwenoude schilderijen, maar alles verduisterd en dicht. Behalve in de keuken. Daar kreeg het binnenvallende zonlicht versterking van de lamp die de cameraman opstelde. De kat Leendert (‘een katholieke kat,’ wist Reve, ‘dat zie je meteen’) lag er te spinnen.
Je kunt veel zeggen over Joop Schafthuizen, en dat gebeurt ook meer dan voldoende, maar hij was – naast heel veel meer – ook een Florence Nightingale voor Reve. Later dat jaar zou hij een koude douche over zich heen krijgen vanwege de ‘pielemuis’-affaire, maar hier toonde hij zich vooraleerst een allerhartelijkste, goedlachse gastheer. Zorgde voor het natje (daarvan te veel, vermoedelijk) en het droogje van ‘meneer Reve’. Liefdevol legde hij nog snel even een kussentje op Reve’s stoel. Voor het geval dat. Want niet alles werkte meer naar behoren bij de volksschrijver.
Het mechaniek haperde ook in het hoofd van de schrijver. Zo nu en dan kwamen eigenschappen, niet altijd de mooiste, in een uitvergrote versie naar voren. Soms streden ze tegelijkertijd om voorrang. Afgunst op zijn Geleerde Broer Karel, en regelrechte verzinsels die nu eens humoristisch waren, dan weer ronduit leugenachtig. Soms moest hij onbedaarlijk lachen, echt gieren van het lachen. En vanzelfsprekend was er een veelvoud aan Reve-dicta. Te pas, maar soms ook te onpas weerklonken ze, alsof het een onbedwingbare kracht was. ‘Dood aan de arbeiders!’ zei hij dan plots, met die sardonische grimas. Of, ogenschijnlijk vanuit het niets: ‘Arme mensen zijn slecht. Anders waren ze niet arm.’ Ook als hij gasten ontving moet hij een voorraad aan grappen en uitdrukkingen achter de hand hebben gehad. Toen ik na afloop het toilet bezocht en Reve wat over de gang stommelde zei hij: ‘Ga je voor een grote of een kleine boodschap?’ Een kleine, zei ik. ‘Een grote mag ook hoor!’ lachte hij. En weg was hij. Terug naar Joop. Maar hij kon ook heel zachtaardig spreken over anderen. Over zijn ‘dokteres’ bijvoorbeeld. Vrouwen zijn beter, wist Reve, die behandelen de hele mens. Net als al die huisvrouwen die hem zo graag zouden lezen.
Joop nam het woord zodra het over hun broederschap (‘Ik heb Gerard ook nooit als liefdespartner gezien, weet je wel’), hun ruzies en het drankgebruik ging. ‘Dat is wel het leuke, dat Gerard nu een dagje ouder wordt en een beetje met zijn geheugen tobt. Dat is het grote voordeel: dat er niet meer gevochten wordt. Maar vroeger, ja, wat zal het zijn? Drie keer per week? Dat we over de vloer lagen te rollen. Het was vaak dronkenschap, hoor. Maar ook wel… Mensen die jaloers zijn, daar valt niet tegen te praten’. Gerard, zei Schafhuizen, was onhandelbaar als hij dronken was. ‘Dan is hij gewoon echt een ander mens.’ Reve brak in. ‘Ik heb er ook geen behoefte meer aan.’ (Wie het derde deel van de biografie leest, realiseert zich dat de treurnis soms nog veel groter was). Toen Hanneke Groenteman hem na het voordragen van zijn gedicht Scheppend kunstenaar bedankte zei hij: ‘Jullie kunnen niet een paar dagen blijven, hè? Nee.’ Daarop volgde de aftiteling.
Het contact met Reve gedurende de dag was waterig. Soms dacht ik even echt tot hem door te dringen, maar het verdampte. Terwijl hij aan zijn sigaret trok keek hij me aan met ogen die fletser waren dan ik ze kende van foto’s en optredens. Dan weer glimlachte hij ineens, zonder noemenswaardige aanleiding. Waar het over hadden kan ik me niet precies herinneren. De katten volgens mij, en de andere bewoners in het dorp. Schilder Roger Raveel woonde een eindje verderop. Na afloop van de opnamen – ik schat dat we twee uur materiaal opnamen, voor een uitzending van drie kwartier, ‘for the sake of dignity’ zoals Hanneke dat uitdrukte – verzorgde Schafthuizen een riante lunch. Daarna moest Reve op last van Schafthuizen nog wat meegeven aan zijn gasten. Joop snorde een stapel boeken op. We mochten kiezen. Daar lag een stapel Album Gerard Reve, Nader tot U, Op weg naar het einde, Bezorgde ouders. Zeg het maar. U vraagt wij draaien. Reve kreeg er lol in. Hij liet de kroontjespen brengen. Je Gerard Reve. (Bekend van Radio & Televisie). Later, thuis, legde ik de boeken naast de Verzamelde Gedichten die ik een kleine tien jaar eerder, in november 1991, had laten signeren tijdens een signeersessie bij Donner in Rotterdam. Toen was ik de laatste geweest in de rij die nog een handtekening met kroontjespen kreeg. Reve maakte toen een ontzagwekkende, plechtstatige indruk, hij liet zich de aandacht welgevallen, maar de rij was te lang, het moest maar met een balpen. Ik legde de handtekeningen naast elkaar en warempel, bijna met net zo’n vaste hand geschreven. Maar hoekiger, minder zwierig.
Terug in Hilversum bleek de camera die op de presentator stond gericht een technisch defect te hebben vertoond. Hanneke Groenteman was niet gedraaid, we moesten het met haar audio doen. Het mechaniek had gehaperd, het was alsof Reve nog eenmaal alle aandacht voor zichzelf had weten op te eisen.
In zijn imposante, lijvige driedelige biografie schrijft Nop Maas dat de VPRO ‘achteraf betreurde dat ze het interview had uitgezonden’. Ik heb navraag gedaan bij de toenmalige hoofdredactie, maar niemand weet zich daar iets van te herinneren. Ik kan het me ook niet voorstellen, eigenlijk. Sonja Barend nam het gesprek later op in de door haar samengestelde bundel van legendarische tv-interviews. Het was een ontluisterend gesprek, maar ook een gesprek waarin Reve – bij mij dan toch – voor het eerst meer teweeg bracht dan bewondering voor zijn taal, zijn scherpzinnigheid en zijn moed: hij wist zowaar te ontroeren. Dat deed hij altijd al wel – niemand in het Nederlands taalgebied die zo mooi de ijzeren greep weet te beschrijven waarin eenzaamheid en verlangen elkaar houden – maar dat was altijd op schrift, in zijn boeken, nooit als persoon. Daarvoor moest eerst een façade worden ontmanteld. En daar was kennelijk dat merkwaardige weertype voor nodig, die schemerzone waarin dichte mist en felle zon elkaar afwisselen.
‘Ontwijkende blikken, half gelukte kwinkslagen, pijnlijke onderbrekingen van Joop en vooral die schichtige ogen. Een blik die leger en leger wordt, maar die ook de angst voor dat proces laat zien,’ schreef antiquair Ton Verbeeten op zijn blog over de uitzending. ‘Een bizarre eenakter voor twee heren, hun kat en een onzichtbare dame, die het gesprek met bewonderenswaardige monterheid gaande hield,’ schreef Paul Brill in De Volkskrant. ‘Vroeger was vaak niet duidelijk wanneer de volksschrijver ernstig was of schertste, nu lijkt er ook een beginnende vorm van dementie in het geding. Warrige gedachten en lucide uitspraken wisselen elkaar af. Maar de eigendunk is ongebroken. De schrijver moet wenen na het voorlezen van een eigen gedicht uit 1965: ‘Wat heeft die man toch een verschrikkelijk mooi gedicht gemaakt.’ ‘Ontroerend,’ schreef Afshin Ellian op de site van Elsevier, ‘een onvergetelijke gebeurtenis’.
Het is het laatste grote televisie-interview met Gerard Reve geweest.
Nadagen
Bij het lezen van de biografie betrapte ik mezelf erop dat ik de moeizaamste perioden in zijn leven met de meeste interesse en gretigheid las. Veel meer dan zijn succesjaren als de Grote Volksschrijver in de laten jaren zestig en zeventig bleven me de passages bij over de periode met Hanny Michaelis (de aangrijpende correspondentie met haar psychiater) en de nadagen in België. In het voorjaar van 2003 bezocht Hanny Michaelis Reve nog eenmaal. Uitgever Gemma Nefkens reed met haar mee. Volgens Nefkens, noteert Nop Maas, ‘was Reve behoorlijk dement, maar maakte hij ook de indruk tot rust te zijn gekomen en gelukkiger dan ooit. Bij deze gelegenheid was hij zelfs vriendelijk over zijn broer Karel’.
In het voorjaar van 2004 verhuisde Reve naar een verpleeghuis in Zulte. In het verpleeghuis, schrijft Maas, zat Reve ‘in een kamertje apart, vastgebonden in een stoel, want soms was hij agressief en onhandelbaar. Hij staarde voor zich uit en bladerde wat in natuurboeken. De kattenplaatjes die binnenkwamen, verscheurde hij. Hij had geen televisie of radio. (…) Hij werd steeds minder communicatief. Af en toe zei hij wel eens dat het mooi weer was en dat het dak van een huis dat hij vanuit zijn kamertje kon zien, een mooi dak was. (..) Schafthuizen ging dagelijks op bezoek en treurde dan na thuiskomst de rest van de dag over wat voorbij was. Nu pas merkte hij, naar eigen zeggen, hoeveel hij van Reve hield.’
Zonder pantser ligt de ziel bloot. De wapens worden afgelegd. Geen theater meer, geen clownerie, het spel uitgespeeld. Fotografe Rineke Dijkstra wist zijn blik nog later, in het verpleeghuis, te vangen. Onpeilbaar, maar ook gedistingeerd. De foto werd later ook afgedrukt op het gedachtenisprentje dat tijdens de begrafenisdienst werd uitgedeeld.
Reve stierf op 8 april 2006. Hij ligt begraven op het ereveld van het kerkhof in Machelen.
Waarom blijven jullie eigenlijk bij elkaar, vroeg Hanneke Groenteman aan het paar, aan de keukentafel die dag in Machelen. ‘Uit economisch belang,’ zei Joop Schafthuizen. ‘Ik kan niks anders krijgen,’ zei Gerard Reve.
Het afscheid was lang, er leek maar geen eind te komen aan de amusante verhalenstroom op de drempel van de voordeur. Toen we uiteindelijk wegreden in ons busje, de interview-opnamen veiliggesteld, zagen we in de achteruitkijkspiegel een zwaaiend paar dat tot elkaar veroordeeld was. Precies achter hen, in de tuin, stond een slecht onderhouden rozenboog, als een halo die niet meer in staat was veel goeds aan te kondigen.
© Schift juli 2013
Wees de eerste om te reageren