Slaapgodin Essie Jain is zelf tot rust gekomen – Schift

Soms verschijnt een debuut en weet je meteen dat het een plaat is die voor jou gemaakt is. Toen ik We Made This Ourselves van Essie Jain voor het eerst hoorde, in de lente van 2008, was ik na één beluistering verkocht. Zwierige, elegante liedjes, ondersteund door spaarzame aanslagen op piano en gitaar, met soms een Franse hoorn of een cello, en gezongen door een zangeres met een stem die me onmiddellijk in een roes bracht.

Op de cover stond een foto van een vlinder van leer. Delicaat maar onverwoestbaar.

aamadeWat deed ze precies met me? Ik kon er de vinger niet op leggen. Er was iets met die plaat. Pas veel later zou alles op z’n plek vallen.

Onmiddellijk nadat ik We Made This Ourselves had gehoord besloot ik als toenmalig muzieksamensteller het nummer Glory aan de playlist op Radio 1 toe te voegen. Waarmee haar opvallend rustige muziek op een zekere dag belandde tussen verhitte discussies over looneisen en deelname aan vredesmissies. Zelden kregen we zo veel reacties. Wie was die zangeres die jullie draaiden omstreeks 10.35? Sommige mailtjes hadden een welhaast smekende ondertoon. Naam, titel! Als ik er nu aan terugdenk is het eerste wat me te binnenschiet: levensgevaarlijk, om zoiets op de radio te draaien midden op de dag.

Ik herinner me dat ik ooit in de auto zat en zo opging in een muziekstuk dat ik had opstaan – Tabula Rasa was het, van Arvo Pärt – dat ik op een haar na een heftige botsing veroorzaakte op de weg. De muziek was zo bedwelmend dat ik geen acht meer sloeg op het verkeer. Arvo Pärt bleek net zo gevaarlijk als nachten doorrijden om die vakantiebestemming aan de Middellandse Zee maar te halen. Een volkomen terechte keiharde claxon rukte me uit de roes en stierf in de verte weg.

Aan slapeloosheid leed ik toen nog niet.

De nachtreis naar de dag kan tergend lang zijn. Wie slapeloos is, is eenzaam. Als alles donker is en je naast je het zachte ademhalen van je partner hoort, als ieder uur wegtikt zonder verbetering, als je je zo vaak hebt omgedraaid dat er geen vers plekje meer is te vinden op het kussen, dan is er weinig dat een uitweg biedt. Een nieuwe dag kondigt zich aan, maar je voelt je brak, tot weinig in staat. Je bent een gevaar op de weg, je concentratievermogen verdampt, je zoekt naar woorden maar kunt er even niet meer opkomen. Nog even en de zware hoofdpijn maakt alles volledig dof.

Drie, soms vier etmalen kon ik zonder slaap doormodderen. Was de cyclus eenmaal gestart, dan viel er met geen mogelijkheid aan te ontsnappen. Verdoofd, en met een steeds somberder gemoed, sleepte ik me voort door de dag.

essie01Essie Jain kwam als geroepen. Op kousenvoeten kwam het muzikale zusje van Morpheus binnen, en strooide slaapzand in mijn ogen. Tot op de dag van vandaag staat We Made This Ourselves op de repeat-knop tijdens nachtelijke uren. Ik ga niet op reis zonder haar. Vergeet nitrazepam, vergeet flurazepam, vergeet al die andere pammetjes, geef mij twintig minuten Essie Jain en heus, ik red me wel.

Ik heb het wel eens met andere zangeressen geprobeerd. De muziek moet niet te nadrukkelijk zijn, geen energieke, opwindende melodie kennen, om van een dwingend ritme nog maar te zwijgen. Zo mogelijk nog funester is muziek die expliciet bedoeld is om slaperig te worden, weeïge klanken die beelden beloven op te roepen van idyllische alpenweides. Weg ermee. Wat ik nodig heb is een stem die vertrouwen wekt, met de diepgang van een mijnschacht, die licht en donker behendig aan elkaar verbindt. Zelfverzekerd maar zachtaardig, intiem maar prudent. Wat ik nodig heb is Essie Jain. Geef mij m’n oortjes en dien me de juiste dosis toe. Laat me slapen.

Soms heb ik aan twee nummers genoeg, vaker trekt het grootste deel van de plaat voorbij. Zelfs als ze geïrriteerd raakt, zoals wanneer ze in Talking zingt: ‘Shut up, shut up, shut up talking’, blijft mijn slaapgodin waardig klinken, elegant. Het zijn kleine walsjes van verlangen, intiem maar op een vreemde manier ook barok. Minimalistisch barok. Soms meisjesachtig, soms plechtig, gedragen. Maar altijd veilig.

Wie was die vrouw die het voor elkaar kreeg? Die met haar stem de hele handel – pillen, whiskey, hete douche, nachtelijke wandeling, ademhalingsoefeningen – in een keer van tafel veegde en korte metten maakte met mijn insomnia?

Brooklyn

Ik was even bang dat ik haar zou beledigen als ik zou zeggen dat ik regelmatig met haar muziek in slaap val. Maar Essie Jain is niet beledigd, zelfs niet verbaasd. ‘Integendeel,’ lacht ze als ik haar spreek. ‘Je bent niet de enige, je moest eens weten hoe vaak ik heb gehoord dat mijn muziek een kalmerende werking heeft. Vooral dat eerste album is heel intiem, introspectief, zachtaardig. Als dat zich vertaalt in een kalmerende werking vind ik dat prachtig. Ik ben er niet op uit om kalmerend te klinken, maar ik weet dat ik het kan, en ik gebruik het. Het grappige is dat de serene sfeer op die eerste plaat ook een praktische reden heeft. Ik deelde indertijd in Brooklyn een appartement met een aantal noise rockers. Dat stimuleerde me om echt exact het tegenovergestelde te doen. Ik kocht m’n eigen opname-apparatuur, het was allemaal erg kleinschalig en omdat we het thuis opnamen mocht het ook niet te hard klinken. Daarnaast zijn de teksten introspectief, dus het had ook geen logica om een heleboel muzikanten binnen te laten. Dat kalmerende zoek ik zelf ook in andermans muziek. Altijd. Ik hou van klassieke musicals, van Some Like It Hot, van High Society. Ik heb thuis graag Indiase chanting op staan, of Gregoriaanse koorzang, of echte mellow muziek zoals van Low. En ik hou van vrijwel alles wat Mahler heeft geschreven.’

Begin jaren negentig verruilde Essie Jain – geboren Essie Jain Wilkinson – haar geboorteplaats Londen voor New York. Met het adagium Quiet is the new loud in haar achterhoofd wijdde ze zich de eerste jaren in New York als een asceet aan het ontwikkelen van haar muziek, vooral binnenshuis, geïsoleerd. Vrienden maken in New York bleek minder makkelijk dan gedacht, en een verbroken relatie eiste haar tol. We Made This Ourselves verscheen in 2006 in de Verenigde Staten, twee jaar later werd de plaat ook in Europa uitgebracht op het Leaf-label waarop ook een band als Beirut debuteerde. De cd werd goed ontvangen, en al snel gevolgd door The Inbetween. Vergelijkingen met legendarische folkzangeressen als Vashti Bunyan en Sandy Denny waren talloos.

Wie schetst mijn verbazing toen ik las dat haar derde album een cd vol slaapliedjes zou worden. Zie je wel, dacht ik, ze weet het zélf. Ze realiseert zich dat ze een slaapgodin is. ‘The thing that struck me the most during my travels, was how often people told me they felt soothed, calmed and comforted when I sang to them,’ schrijft ze in de inlay van haar cd met slaapliedjes voor baby’s, Until The Light of Morning (2010).

Nog altijd, vertelt ze nu, krijgt ze veel mails over de slaapliedjes. ‘Laatst nog van een moeder van een zwaar autistische jongen die schreef hoe mijn muziek de dynamiek in haar gezin had veranderd. Elke keer als haar zoon gestresst was draaide hij mijn plaat. Intiemer dan zo’n slaapliedjes-plaat wordt het niet. Het was geen plaat waarmee ik op toernee kon, het was een cd die z’n weg moest vinden in huizen, in gezinnen.’

Na het verschijnen van Until The Light Of Morning bleef het angstvallig stil. Ik had mijn slaapmiddel, ik kon vooruit met mijn voorraad, maar ik hield nauwlettend in de gaten of ze iets nieuws aankondigde. Pas deze zomer was er een nieuw levensteken, in de vorm van een cd/dvd (All Became Golden). Wat was er gebeurd?

‘Ik ben door een diep dal gegaan,’ zegt Essie Jain. ‘Ik raakte totaal verstrikt in de zakelijke kant van het verhaal, zozeer dat ik creatief totaal was opgedroogd. Op zeker moment was ik m’n eigen uitgever, m’n eigen agent, m’n eigen boekhouder. Het musiceren verdween hoe langer hoe meer naar de achtergrond. Ik werd een bedrijf, en dat joeg me schrik aan. Al die dingen die ik moest regelen, goed management, goede distributie, het was een puinhoop. Ik herinner me dat ik alleen in m’n kamer zat en me realiseerde dat er werkelijk niemand was op wie ik een beroep kon doen, die ik daarin kon vertrouwen. Op een gegeven moest ik onder ogen zien dat iets niet goed ging. Dit was niet waarom ik de muziek in was gegaan. M’n zelfvertrouwen lag aan diggelen.

Een jaar lang heb ik niet gespeeld. Mijn interesse voor het schrijven van muziek was niet verdwenen, maar ik kampte met een ernstig writer’s block. Ik wilde maar wat graag, maar alles wat ik maakte was wezenloos. Vreselijk was het, ik had ook echt geen idee hoe ik daar overheen moest komen. Uiteindelijk besloot ik er van weg te lopen. Ik sloot mezelf op in huis en richtte me op het label dat ik voor m’n slaapliedjes-cd had opgericht. Ik merkte dat veel mensen elkaar die cd cadeau gaven. Samen met een vriend kwam ik op het idee om dat uit te breiden met babykleertjes en prints van het artwork. Elke dag maakte ik de gang naar het postkantoor met een stapeltje bestellingen. Het was allemaal net voldoende om de huur te kunnen betalen.

Nadat het lullaby-album was verschenen heb ik een paar optredens hier in New York gedaan. Ik herinner me een optreden in een bar in New York, ik trad op voor anderhalve man en een paardenkop in een zaal met slecht geluid en ik was zo ongelukkig. Het was echt zo’n moment waarop je om je heen kijkt en denkt: lieve hemel, wat is er misgegaan? Dat was m’n laatste optreden. Ik had het helemaal gehad. Ik haalde nergens meer voldoening uit. Precies als in een slecht huwelijk, als je het gevoel hebt dat je alleen maar geeft en niets meer terug krijgt. Ik besloot dat ik m’n muziek voor volwassenen nooit meer zou spelen.’

Het had weinig gescheeld of Essie Jain was voor altijd de zangeres met een drietal platen gebleven, een artiest met een kleine cult-aanhang. En een enkele slapeloze verslaafde.

‘Tot ik Natalie Johns ontmoette, een filmmaakster met wie ik bevriend raakte. Ze zei: je moet er niet voor weg lopen, je moet er middenin duiken. En ze had daar direct een heel concreet idee bij. Ze stelde me voor dat ik een plaat zou opnemen met een heus orkest, en dat zij het ter plekke zou vastleggen op film. Hoe vaak gebeurt het dat iemand bij je aanklopt en je de oplossing voor je probleem op een presenteerblaadje brengt? Dat overkwam mij. Ik dacht: als ik dit niet doe, blijf ik mezelf dat altijd kwalijk nemen. Een prachtige filmmaakster, het was een aanbod dat ik domweg niet kon weigeren. Ik wist dat ik, als ik de terugkeer zou maken, met iets anders voor de dag moest komen, iets groots, iets spectaculairs. Ik had drie albums gemaakt met een diepe, intieme sfeer, dus de gedachte aan een heus orkest wond me wel op. Nico Muhly – bekend van zijn werk met Philip Glass, Björk en Antony and the Johnsons – schreef de arrangementen. Ik heb me volledig overgegeven aan de arrangementen die hij voor mijn liedjes schreef. Tot op de dag van de opname – alles is op één dag opgenomen – wist ik niet precies hoe het zou gaan klinken. We hadden niet geoefend. Het was een grote opname-ruimte, het prachtige DiMenna Center for Classical Music in New York, iedereen was geestdriftig. Het had iets romantisch, ook.

Mijn man vond in die tijd een filmpje van Frank Sinatra die een live sessie opneemt in de late jaren veertig. Hij wist dat ik veel van Sinatra hield en liet ons die opname zien. Alles viel op z’n plek. We wilden volledig eerlijk zijn. We wilden geen opname waarbij de bassist z’n deel inspeelt, en de volgende dag de violist. Zo gaat het vaak: je doet je ding, krijgt je honorarium en vertrekt. We wilden aantonen dat je nog steeds een plaat volledig live kunt opnemen zoals in Sinatra’s tijd. Dat was allemaal Natalie’s idee: ze wilde iets echts. Ze vond dat ik de voorgaande jaren niet op de goede plekken had opgetreden, ze wilde voorkomen dat ik op een verkeerde plek terecht zou komen. Het moest top-notch worden, een fenomenaal visitekaartje.’

Essie Jain groeide op in London als enig kind van Richard en Linda Wilkinson. Thuis klonk veel Van Morrisson. ‘M’n vader, die architect was, hield van jazz – Miles Davis, John Coltrane – maar ook van ZZ Top. Mijn moeder hield net als ik erg van musicals: Mary Poppins, The Sound of Music. Ze is een Ierse sessiemuzikante, een echte multi-instrumentalist. Mijn oom was musical director voor een aantal BBC-programma’s zoals The Two Ronnies en Not The Nine O’clock News, hij regisseerde ook de Rocky Horror Show in Londen. Dat ik in de muziek zou gaan lag dus voor de hand. Ik heb acht jaar cello gespeeld en heb twee jaar een opleiding gevolgd om operazangeres te worden. Achteraf was ik te jong, ik had als 18-jarige de emotionele bagage domweg nog niet. Maar ik heb van mijn opera-docente wel veel geleerd, onder meer hoe te fraseren. Als ik met opera door was gegaan had ik compleet ander leven gehad nu. Mijn familie was wel teleurgesteld toen ik afhaakte, maar ze merkten gauw genoeg dat het niet betekende dat ik de muziek vaarwel zei.’

‘Zonder dat ik het wist had mijn oom opnamen die ik met hem in zijn thuisstudio had gemaakt, naar een platenmaatschappij gestuurd. Iemand van Carlin Music wilde me ontmoeten. Ik kreeg een development deal en kon kiezen uit de vestigingen in New York, Canada of Frankrijk. New York trok me het meest. Ik kreeg een visum voor drie jaar. M’n eerste plaat had succes, ik ontmoette m’n man Patrick (Glynn, gitarist op haar platen), dus bleef ik verlengen, ik ging door het immigratie-systeem. En ik laafde me intussen aan de muziekscene. Vooral in Brooklyn waar ik woonde waren in die tijd veel feesten in oude, verlaten pakhuizen. Ik zag de Yeah Yeah Yeahs in iemands kelder, TV on the Radio in een lege fabriekshal. Er was veel om door beïnvloed te worden. Het is niet het type muziek dat je terug hoort in mijn muziek, maar het is de hoeveelheid die imponeerde. De mogelijkheden waren onuitputtelijk. Ik woon nu in een wijk in Manhattan, waar veel van de podia zijn gesloten en ook naar Brooklyn verkast. Om optredens te zien springen Patrick en ik nog steeds op de fiets naar Brooklyn.’

Opgewekt

Voor haar nieuwe project werden twee van de liedjes van We Made This Ourselves opnieuw opgenomen. Als voorbode voor de slaap zijn de versies net te vol, maar dat heeft als bijkomend voordeel dat ik ze in de auto wel zou durven opzetten.Golden Het is vooral het koper dat de liedjes in een andere dimensie brengt, daar waar de invloed van Hypnos niet zo ver rijkt.

‘Het was Natalie die per se wilde dat ik een paar oude songs in deze nieuwe setting opnam. Zouden we er een opgewekte versie van kunnen maken? Een lied als Glory is op de eerste plaat heel kaal, een beetje ijzig soms. Door die tekst in een heel andere omgeving te plaatsen, met dat orkest, verander je de betekenis van zo’n nummer. Het werd van een tamelijk donker nummer een redelijk opgewekt nummer. Het vertrekpunt van Glory is dat je, ongeacht je opvattingen over spiritualiteit, of je nu in een hogere macht gelooft of niet, zelf de mogelijkheden hebt om boven jezelf uit te stijgen. Op de eerste plaat heeft dat besef een verdrietige ondertoon, omdat je voelt dat ik niet precies weet hoe ik daar moet geraken, hoe ik geluk vind. Ik weet dat het kan, maar ik ben er nog niet zo zeker van dat het mij gaat lukken. Met het orkest erbij wordt het op de een of andere manier een statement. I Will Rise Up. Het gaat gebeuren, ik ben er zeker van. Je hoort m’n zelfvertrouwen erin terug. Het was zo mooi om dat te zien gebeuren tijdens de opnames. Ineens besefte ik dat ik m’n oude nummers toch kan blijven spelen.’

How I will rise up from the waters where I’ve drowned

You will know me

You will see

Your face will light up from the glory that it’s found

I am listening

You are hearing me

Als het goed is gaat ze volgend jaar, wanneer All Became Golden hopelijk een goede distributeur in Europa heeft gevonden, voor het eerst in jaren weer op tournee. Waarschijnlijk met een zeskoppig orkestje, strijkers en misschien een blazer. ‘Een soort mini-versie van het orkest op All Became Golden, waarvoor Nico nu de arrangementen schrijft. In de teksten voor de nieuwe tracks op de plaat hoor je terug dat ik tevreden ben. Ik heb het verleden achter me gelaten, ik voel me niet meer afhankelijk van de pers of van kansen die ik wel of niet krijg om mezelf op waarde te schatten. Het schrijven is ook meer verheffend nu. Ik ben getrouwd, we hebben een mooie woning in een leuke wijk, alles klopt, dat zal er ook mee te maken hebben. Anderhalve maand geleden ben ik begonnen met een opleiding tot yoga-docent. Ik schrijf nu een moderne vorm van chanting-muziek, met een harmonium en klassieke Indiase instrumenten zoals de sitar, naast viool en gitaar. Ik wil blijven schrijven, ik wil niet opnieuw stilvallen. Het is muziek gericht op meditatie. In die zin doet het denken aan het slaapliedjes-project. Of ik het ooit uitgeef weet ik eerlijk gezegd nog niet. Voorlopig dient het een simpel doel voor mezelf. Het is net als thuis een schilderij maken als het regent. Ik kom ervan tot rust.’

All Became Golden verscheen in eigen beheer. Voor meer informatie: essiejain.com.

© Schift, november 2013

Share Button
MAARTEN SLAGBOOM Geschreven door:

Maarten Slagboom is journalist en als eindredacteur verbonden aan de VPRO. Hij werkte voor Radio 1 en publiceerde in onder meer Humo, NRC Handelsblad en het Utrechts Nieuwsblad. In 2018 verscheen zijn bundel 'Motown op legerkistjes'. Bij uitgeverij Atlas Contact verscheen eerder al zijn boek 'Echo'. Zie ook maartenslagboom.nl

Wees de eerste om te reageren

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.