We stevenen recht op de onderwereld af. Op Hades, het schimmenrijk waar iedereen zijn lot aanvaarden moet. Voor wie slecht geleefd heeft is dit de toegangsweg naar de hel. De zon brandt in ons gezicht, in de verte blinkt het water van het meer. We hebben het weer gefikst, dit moet de plek zijn. Dit is het meer van Avernus, gelegen in de Flegreïsche Velden, een immens uitgestrekt vulkanisch gebied even ten westen van Napels.
Als we aan de oever staan strekt zich voor ons een diepblauw kratermeer uit. Eendjes dobberen in het water, vogels scheren rakelings over het oppervlak. Volgens de legende is dit de plek waar Odysseus de afdaling naar de onderwereld maakte, net als overigens de Trojaanse held Aeneas volgens Vergilius. Maar niets refereert daar hier aan. Vogels die indertijd over het meer vlogen vielen pardoes dood neer. Er is veel verbeelding nodig om in deze lieflijke locatie de hel te zien, maar vandaag hebben wij die verbeelding.

Hoe sterk het verlangen naar mythes kan zijn besefte ik, toen ik onlangs tijdens research stuitte op een internationaal gezelschap van hoofdzakelijk academici die zich vanuit verschillende onderzoeksgebieden bezig hielden met vampirisme en de figuur Dracula in het bijzonder. De Dracula-vorsers ontmoeten elkaar regelmatig tijdens symposia en filmfestivals, tijdens welke ze elkaar overtroeven met nieuw opgedane kennis over de bloeddorstige graaf. Hoofdonderwerp is doorgaans de vraag in hoeverre Dracula gemodelleerd is naar een historische figuur, en de locaties in het boek van Bram Stoker verwijzen naar daadwerkelijk bestaande locaties. Stokers achterkleinzoon Dacre Stoker heeft er samen met de Nederlands-Duitse fotograaf Hans de Roos uitputtend onderzoek naar gedaan.
Doorgaans wordt ervan uitgegaan dat Dracula gebaseerd werd op Vlad de Spietser, een bloeddorstige heerser die al zijn tegenstanders op gruwelijke wijze liet doorspietsen. Het sprookjesachtige Dracula-kasteel in Bran waarvoor toeristen zich laten fotograferen mag dan niets met Vlad te maken hebben, de kenners wijzen in de richting van Poennari, waar het èchte kasteel van Vlad stond. Een vervallen ruïne herinnert aan de gruwelijkheden. Maar ook daar eindigt het verhaal niet, legde Hans de Roos uit. Door nauwkeurig onderzoek in archieven en in de nauwgezette aantekeningen van Stoker kwam hij erachter dat Stoker onmogelijk naar Vlad de Spietser verwezen kon hebben. Sterker, hij vond aanwijzingen dat Stoker zich juist op een andere historische figuur baseerde. Michiel de Dappere. Ook geen lieverdje, maar beslist minder gewelddadig. Ook kon hij de precieze coördinaten aangeven van de bergtop nabij de Moldavische grens waar Stoker het kasteel van de graaf dan wèl gesitueerd had. Maar de gemiddelde Roemeen wil helemaal niet dat de mythe ontkracht wordt. Hij wil dat Vlad Dracula is, en hij wil ook dat barokke sprookjeskasteel erbij. Sommige verhalen zijn te mooi om dood te checken, hoor je nog wel eens verzuchten op een redactie. Voor mythes geldt dat zo mogelijk nog meer.
Je kunt zeggen: wat een zonderlinge onzin, heeft een mens niets beters te doen. Wat maakt het uit wat Stoker in zijn hoofd heeft gehad, wat doet het ertoe of die locatie klopt? Maar ik ken het verlangen maar al te goed. Sinds jaar en dag hebben we er bijvoorbeeld een gewoonte van gemaakt grote steden te ontdekken aan de hand van locaties van klassieke filmscènes. Dat blijkt steeds weer een mooie manier om een stad te doorkruisen en niet alleen de gebaande paden te volgen, maar heeft ook trekjes van een creatieve speurtocht, met een extatisch gevoel als bonus zodra het exacte kader van de filmscène is gevonden. In Manhattan zochten we naar het bankje waar Woody Allen en Diane Keaton hun onnavolgbare dialogen uitspreken na een bioscoopbezoek, en naar het pand waar Travis in de eindscene van Taxi Driver zijn geweer leegschiet om Jodie Foster en de hele stad te ontdoen van alle scum. In Tokio zochten we naar de hotelbar uit Lost in Translation, in het Franse Nevers naar de weemoedige straten uit Hiroshima Mon Amour.
Binnenplaats

Goed voorbereid op reis gaan betekent sinds een tijdje dus ook: de films zien die de stad als decor gebruikten. Deze zomer verbleven we in Rome en Napels. In Rome togen we onder meer naar het imposante appartementencomplex waar Sophia Loren en Marcello Mastroianni achterblijven in Una Giornata Particulare als de hele stad uitrukt voor de parade die Hitler verwelkomt in de stad. Op de binnenplaats was het bijna even stil als op die bijzondere dag. Om te zien hoe Sophia Loren door de ruiten van het trappenhuis over de binnenplaats staarde glippen we achter een bewoner aan naar binnen. De tijd lijkt er volledig te hebben stilgestaan. We nemen de metro naar de zuidelijke wijk EUR, een toonbeeld van fascistische esthetiek, door Mussolini aangelegd voor de Wereldtentoonstelling die door het uitbreken van de oorlog nooit plaatsvond. Na de oorlog werden de neoclassicistische gebouwen met hun zuilengalerijen gewoon afgemaakt. Het was een spookwijk die tot de verbeelding van veel filmmakers sprak. Het imposante Palazzo della Civilta Italiana, in de volksmond het Vierkante Colosseum genoemd, springt het meest in het oog. Fellini liet er Anita Ekberg voor poseren in het exuberante Boccaccio ’70, en in de apocalyptische horrorfilm The Last Man On Earth liggen de trappen naar het gebouw bezaaid met lijken.
De wijk deed goed dienst als vervreemdend decor, er ging een grote dreiging van uit. In diezelfde horrorfilm duikt ook de excentrieke watertoren van de wijk op, die de vorm had van een paddenstoel. Ook Antonioni gebruikte die reusachtige paddenstoel voor een vervreemdend effect. In zijn liefdesdrama L’ecclise doemt de toren aldoor op in deachtergrond. Waar Monica Vitti gaat, is ook dat buitenaardse bouwsel.
Ongetwijfeld riep ‘Il Fungo’ indertijd een apocalyptisch gevoel op, het was nog niet eens zo heel erg lang na het vallen van de atoombommen en er werd aan de bouw van de Berlijnse Muur gewerkt toen de film gedraaid werd in 1961. De futuristische constructie staat nog overeind, maar de overkapping die de toren de vorm gaf van een paddenstoel is eraf gehaald. Verder lijkt het alsof hier tussen de ruisende bomen ieder moment Monica Vitti op kan duiken. Net zoals we verwachten een slapende Audrey Hepburn aan te treffen langs de weg bij het antieke Forum, en een zorgvuldig gechoreografeerde groep stille outcasts op de trappen van het Piazza del Campidoglio, waar Tarkovski zijn indringende zelfverbrandingsscène draaide voor de film Nostalghia.

Dan Napels. Het is een stad die in vrijwel alles haaks staat op Rome. Volkser, schreeuweriger, soms viezer, maar ook: minder museaal, rauwer, intenser. ‘Rome is burning’ zag ik op de volgekalkte muur van het universiteitsgebouw staan. Het is ongetwijfeld wensdenken, symbool voor de diep gevoelde afkeer die veel Napolitanen voelen voor de hoofdstad. In de voorbije eeuwen heeft het eens zo grote en machtige koninkrijk Napels op tal van gebieden haar plek moeten afstaan aan andere steden. Ten prooi gevallen aan de Camorra, verwaarloosd door Rome. In zijn deze zomer verschenen boek Napels, Een duivels paradijs somt journalist Gert Hage het op: ‘Napels heeft een haven, maar is geen havenstad. Napels ligt aan zee, maar een populaire badplaats werd het nooit. Napels was een hofstad, maar slaagde er na 1861 niet in een nieuwe bestemming te vinden en werd een gedesoriënteerde stad met een gedesoriënteerde politieke klasse. Het is de stad van de ongekende onbenutte mogelijkheden’. De eigenaar van het appartement dat we huren is bitter gestemd. ‘Al het geld gaat naar het Noorden,’ zegt hij tegen ons. ‘De scheidslijn ligt zo’n beetje vlak onder Rome. Ze hebben het altijd over de eenwording van Italië in de late 19e eeuw, maar ik zal je vertellen: Napels was not unified, it was conquered.’
Net als Rome heeft Napels wel een rijke filmgeschiedenis. Pasolini verkoos Napels als decor van enkele van zijn meest perverse scenes, op het eilandje Procida voor de kust werd een groot deel van Il Postino opgenomen, en in de noordelijke wijk Scampia werd de maffia-film Gomorra gedraaid. In het lichtere genre is er het klassieke L’oro di Napoli, waarin Sophia Loren als pizza-bakster op straat de voorbijrijdende mannen het hof maakt met haar weelderige boezem. Op de plek waar ze haar bodems kneedde is nog altijd een pizzeria gevestigd. Of de buurtgenoten op drie- en vierhoog hun verse pizza nog altijd met een emmertje omhoog hijsen zoals in die film weet ik niet, maar in wijken als het Spaanse Kwartier kun je nog altijd zien hoe de postbode de brieven waarvoor getekend moet worden in zo’n emmertje stopt en geduldig wacht tot het weer via het touw naar beneden is gelaten.
Het wachten is op de eerste verfilming van de romans van bestsellerauteur Elena Ferrante, die zich overigens hoofdzakelijk in een troosteloze flatwijk in Napels afspelen. Maar de film die het meest door mijn hoofd blijft spoken in Napels en haar omgeving is Viaggio in Italia (Journey to Italy), een klassieker uit 1954 van Roberto Rosselini. Onbegrijpelijk dat ik die film niet eerder zag, want het is een buitengewoon rake en ook aangrijpende schets van een huwelijk dat is vastgelopen. Martin Scorsese noemde de film ‘one of the most honest portraits of a marriage ever put on film’, en terecht. Zelden werd de kilte en de verveling die een huwelijk binnen kan sluipen zo goed voelbaar gemaakt. De ijzige blikken, de onrechtvaardige verwijten, de nauwelijks te onderdrukken neiging om altijd maar die ander de schuld te geven van alles wat niet gelukt is in het leven.
Verziekt
Alex en Katherine Joyce, een Engels stel gespeeld door George Sanders en Ingrid Bergman, reizen naar Napels omdat ze een huis geërfd hebben in de omgeving van de stad, aan de voet van de Vesuvius. Onderweg al, rijdend over zo’n lange weg omzoomd met cipressen, is de spanning om te snijden, maar hoe verziekt de stemming werkelijk is wordt goed duidelijk als ze in hun hotel hebben ingecheckt. Nu ze alleen zijn wordt pijnlijk voelbaar hoe weinig ze elkaar nog te zeggen hebben. Aan het begin van hun verblijf in de te verkopen woning proberen ze er nog wel wat van te maken, maar na een aantal dagen besluiten ze hun tijd afzonderlijk van elkaar door te brengen. Katherine laat zich rondleiden langs bezienswaardigheden in de omgeving, terwijl George op het chique uitgaanseiland Capri met wisselend succes probeert de bloemetjes buiten te zetten. Hij verlangt naar aandacht van een mooie Italiaanse vrouw, zij kijkt jaloers naar de schijnbaar oneindige stroom jonge moeders achter de kinderwagens. De pracht van het landschap en de rijke cultuur maakt de leegte van de protagonisten alleen maar navranter. De kijker die het beste met ze voor heeft komt bedrogen uit: hun tijdelijke verwijdering levert niets op, behalve nóg fellere verwijten en nóg killere blikken.
Maar dan wordt hun loopgravenoorlog verstoord. Juist op het moment dat ze buiten staan en voor het eerst uitspreken dat het misschien beter is te gaan scheiden, komt een opgewonden mannetje aanlopen. Hij zegt dat ze nu naar Pompeji moeten, want ze kunnen getuige zijn van iets bijzonders. Een unieke kans die ze beslist niet mogen laten liggen. Hoewel ze bepaald niet in de stemming zijn, en niet de mogelijkheid hebben gehad om door te praten na hun voor het eerste uitgesproken wens om te scheiden, stemmen ze toch maar in met het idee om spoorslags naar Pompeji te rijden. Zonder nog een woord te wijden aan wat ze zojuist hebben uitgesproken horen ze aan wat er ontdekt is: in de versteende aslaag van Pompeji is een nieuwe holte gevonden, twee hollow graves van mensen die door het woeste lava van de Vesuvius verrast werden en die nu met gips gevuld kunnen worden. Totdat Katherine zich plots beroerd voelt, en wegloopt. George loopt achter haar aan, maar ook ditmaal kent Rossellini geen genade. George blijft even ijzig, en ook Katherine kan het niet opbrengen het vastgeroeste patroon te doorbreken. Ze stappen in de auto, wetende dat hun huwelijk tegen zijn eind is gelopen.
We hebben nog maar een paar minuten te gaan als er tegen het slot van de film, als een Godswonder, toch nog verlichting komt. Het paar rijdt door een dorp waar ze totaal vast komen te zitten in een mensenmassa. Er zit niets anders op dan de auto stop te zetten. Ze stappen uit de auto om te kijken wat er precies aan de hand is. In de menigte trekt een processie met een Mariabeeld voorbij, iemand roept ‘Miracolo! Miracolo!’. De menigte zwelt steeds verder aan en loopt in dezelfde richting. Katherine wordt meegesleurd door de massa, ze steekt haar hand uit naar George maar hij blijft achter. Het is een chaotische scène. Hoe precies is onduidelijk maar Katherine weet George toch weer te vinden. En het is hier dat de helft van de filmkijkers vermoedelijk zal afhaken. Als door een wonder lukt het de man en vrouw nu wel hun ijzige verstandhouding te doorbreken. Of de innige omarming een tijdelijke herwinning is van hun band of daadwerkelijk een hoopvol nieuw begin mag de kijker zelf uitmaken, maar het is een krachtig slot waarin ik me tot m’n eigen verrassing volledig liet meeslepen. Ik ben graag bereid te geloven in dit wonder. Suspension of disbelief. Wie wil kan het zien als een spiritueel eind aan een hyperrealistische film, een beetje zoals het klokgelui aan het slot van Breaking The Waves, maar mocht de verzoening van tijdelijke duur zijn, en er dus van een echt miracolo geen sprake is, dan nog is het een prachtig moment van overgave. De strijdende partijen leggen de wapens af, staken hun bittere verzet en omarmen het leven zoals het ze toekomt.
Het Excelsior, het hotel aan zee waar Katherine en George door Rossellini werden gedraaid heeft haar charme niet verloren, en de statige trappen en de smalle lift in de lobby zijn nog in tact. Vanuit de kamer op de hoek kijk je nog altijd uit op La Fontana dell’Immacolatella, een barokke 17e eeuwse fontein die nu nodig onderhoud behoeft.
We bezoeken de resten van de Griekse kolonie Cuma, waar Katherine door de donkere tunnel loopt die leidt naar de grot van de Sybille, de waarzegster die mensen ontving die wilden afdalen in de nabijgelegen onderwereld, en het plateau waar ze om zich heen staart tussen de resten van de tempel van Apollo. Met een aantal screenshots in de hand zoek ik nauwgezet het precieze perspectief. In Pompeji volgen we de route die het paar neemt als ze teruglopen naar de auto, nog onwetend van het miracolo dat ze staat te wachten.

Zware dobber
Thuis verdiep ik me verder in de acteurs. Ten tijde van de opnamen van de film was Bergman getrouwd met Rossellini. Hun affaire en later huwelijk had de actrice op veel hoon komen te staan omdat ze nog getrouwd was (net als hij trouwens, maar dat leidde kennelijk tot minder verontwaardiging). Twee jaar na Journey to Italy liep hun huwelijk op de klippen. Ook Sanders had weinig geluk op het huwelijksvlak. Volgens Bergman had haar tegenspeler ten tijde van de opnamen zijn eigen huwelijksproblemen met de Hongaarse actrice Zsa Zsa Gabor. Sanders had een zware dobber aan Journey to Italy omdat Rossellini hem slechts kort te voren op de hoogte stelde van de scènes en een groot beroep deed op zijn improvisatievermogen. ‘He had a series of nervous breakdowns,’ vertelde Bergman in een interview. ‘He was on the phone every night talking to his psychiatrist back in Hollywood. I just can’t go on, I can’t do this commedia dell’arte, and invent my lines at the last minute.’
In zijn eigen memoires was Sanders uitgesproken negatief over Rosselini’s werkwijze. ‘My interest was reduced to a state bordering on stupefaction.’ De biograaf van de regisseur, Tag Gallagher, schreef dat het opzet was van Rossellini. ‘He did everything he could to intensify the actor’s sense of lonely isolation. It was his bad moods rather than his own personality that suited the character of the film.’ Waar of niet, zeker is dat beide acteurs de cynische verveling en de onmacht zeer overtuigend verbeelden. Sanders trouwde liefst vier keer en belandde in de late jaren zestig in een zware depressie die eindigde met zijn zelfmoord in een hotel in Casteldefells. Collega-acteur David Niven schreef in zijn memoires dat Sanders depressief was sinds zijn huwelijken waren mislukt.
Werkelijkheid en verbeelding raken dankzij mythes verstrengeld, en het verlangen naar nieuwe mythische plekken is onstilbaar. Een van de locaties die Katherine bezoekt als George op Capri rondhangt is Cimetero della Fontanelle, een grote grot waarin ontelbare schedels liggen opgeslagen. Het is het hoofdkwartier van een merkwaardige, maar interessante cultus in Napels, waarbij anonieme skeletten geadopteerd werden. Schedels van naamloze doden werden liefdevol opgepoetst en verzorgd, offers werden gebracht. Het is een cultus die pas in 1969 door de Katholieke Kerk werd verboden. In een van de lange straten die het centrum van Napels doorsnijdt vinden we ook een kerk, toepasselijk de Santa Maria van de Zielen van het Vagevuur geheten, met een kelder waarin eveneens anonieme schedels werden gekoesterd. Hoewel de identiteit van geen enkele schedel vaststond was er één die van de bezoekers een naam had gekregen. Het is een van de vele mythen van Napels. Niemand weet er echt het fijne van, maar het zou de schedel zijn van Lucia, een jonge bruid die wegliep voor een slecht huwelijk. Door haar te bezoeken en te eren kon je je als vrouw verzekeren van een goed huwelijk.
Terwijl ik naar een schedel kijk die is gedrapeerd met een bruidssluier betrap ik me op de gedachte dat Katherine misschien tijdens haar eenzame omzwervingen door Napels ook deze kelder heeft aangedaan. De film is immers uit 1954, en de cultus werd niet eerder verboden dan 1969. Natuurlijk, dat verklaart alles! Ze móet hier geweest zijn. We hadden het alleen niet gezien, als kijkers.
© Schift, augustus 2016
Wees de eerste om te reageren