In de kerk begon Cissy Houston, en in de kerk zal ze eindigen – Schift

Zie haar daar onbewogen staan, met die ogenschijnlijk verveelde blik. Af en toe lijkt ze last te hebben van opboeren. Ze rolt wat met haar ogen en dan, als de vier andere leden van het achtergrondkoor zich opmaken voor het refrein, opent ze haar mond. Maar kijk, de woorden die uit haar keel komen zijn niet de woorden die ze moet zingen. Hier staat iemand, ten overstaan van een wereldwijd miljoenenpubliek, en ze is er met haar hoofd gewoonweg niet bij. Podiumvrees kan het niet zijn, deze vrouw heeft haar leven lang opgetreden met de groten der aarde. Is ze beneveld? Oververmoeid? Dementerend? Of staat ze de boel daar doelbewust te saboteren?

Het mysterie is tot dusver onopgehelderd. Het is een van de meest veelbesproken optredens op tv dit jaar: Aretha Franklin – terug met een cover-album dat helaas bij lange na niet in de schaduw kan staan van het gros van haar werk – treedt op in het programma van David Letterman en zingt haar versie van Adele’s Rolling In The Deep die halverwege overgaat in de Motown-klassieker Ain’t No Mountain High Enough. Franklin haalt alles uit de kast wat daar nog in ligt, maar het is niet de Queen of Soul die mijn aandacht opeist. Het is die verwarde dame op leeftijd in het koortje. Cissy Houston heet ze. Ze is 81. En ik heb het afgelopen jaar veel naar haar geluisterd.

Wat me daar eerder van weerhield kan ik heel gemakkelijk aangeven. Dat was haar dochter. Die deed altijd prima dienst als symbool van de meest oppervlakkige, gladgestreken en zielloze r&b denkbaar. Niet voor niets koos Bret Easton Ellis er in zijn roman American Psycho voor om de gruweldaden van zijn door oppervlakkig consumentisme gedreven seriemoordenaar Patrick Bateman af te wisselen met hoofdstukken die volledig bestonden, als ging het om lemma’s in een muziekencyclopedie, uit een gortdroge biografie van artiesten als Whitney Houston, Phil Collins en Huey Lewis & The News. Geestdodende muziek, ingeblikte opgewektheid, die uit de speakers in de liften van karakterloze hotelketens klinkt. Het was alsof de schrijver ermee zeggen wilde: vind je het gek dat een mens tot weerzinwekkende daden wordt gedreven als hij de hele dag naar dit soort muziek luistert. Het is muziek die zich als een omgekeerde magneet tot mij verhoudt, muziek die je vandaag de dag weer onbarmhartig tussen het nieuws door hoort op de nationale nieuwszender Radio 1, vanuit de gedachte: dat vinden die veertigers leuk, want die bewaren jeugdherinneringen aan de eighties. (Waarmee je dus eigenlijk, deel uitmakend van die leeftijdscategorie, dubbel gestraft wordt, maar dat terzijde).

En toen ontdekte ik haar moeder.

Ik kan het nog vrij precies aangeven, het was in het voorjaar en ik stuitte – gulzig op zoek naar oude feminiene soul als altijd – op een overrompelende versie van een liedje dat ik kende uit het grote liederenboek van Burt Bacharach. This Empty Place heet het, en het werd, zoals zoveel Bacharach-klassiekers, eerst en vooral beroemd gemaakt door Dionne Warwick. Ze bezingt het liefdesleed met hoorbaar genot, zoet als altijd, sprankelend als de eerste lentedag zoals het een Bacharach-liedje betaamt. Maar Cissy Houston doet er iets heel anders mee.

Het is dan intussen zeven jaar later, we staan aan de vooravond van een decennium waarin zoet steeds vaker plaatsmaakt voor bitterzoet. Scharlakenrood, weg van het oranje. Het drama krijgt een staand openingsakkoord, als het beginshot van een spaghettiwestern waarin de oogopslag van de held van het verhaal onmiddellijk boekdelen spreekt. Dreigend klinken de strijkers. En dan, we zijn nog maar amper twintig seconden op weg, lijkt ze ons even op het verkeerde been te hebben gezet. That’s the place where you used to walk zingt ze als de begeleiders zowaar lieflijk klinken, the place where you held my hand. Ach gut, deze vrouw denkt met weemoed en berusting terug aan een vakantieliefde, ben je geneigd te denken, maar niets is minder waar. Daar komen ze al aan, de zware aanslagen op de piano die Cissy Houston uitdagen om zich ècht bloot te geven. En dat doet ze, met verve. All I touch is space, such an empty, empty place! En vanaf dat moment schiet het voortdurend heen en weer tussen heimwee en hunkering aan de ene kant en woede en verbittering aan de andere. Het verschil is: nu weten we, als ze zoete herinneringen ophaalt, welke kolkende gevoelens onderhuids opborrelen, we zijn deelgenoot gemaakt van de pijn en dat maakt ons haast medeplichtig. Wie haar hoort zingen weet dat ze er echt geweest is, in die lege ruimte. Dat kan niet anders. But now there’s not a star left in the sky, zingt ze als de muziek weer aanzwelt. Dit is misse boel. And if you don’t come back to me, I know, I believe it, I know, I believe in my heart that I’ll die. Help die vrouw, iemand! Only, only your embrace can fill this empty place.

Leg nu die versie van haar nichtje Dionne er eens naast. Ze zingt ze ook wel, ze staan er heus die woorden. But now there’s not a star left in the sky, and if you don’t come back to me I’ll die. Maar ze klinken als een kinderrijmpje bij het aansnijden van de slagroomtaart. Cissy Houston heeft die woorden totaal verinnerlijkt. Het zijn die tussenvoegsels die het zo schrijnend en echt maken: I know, I believe it, I know, I believe. En zoals zij empty zingt, met met een mengeling van wanhoop, woede en frustratie, dat is niet leeg zoals die kruk naast André Hazes, dat is het leeg van een onmetelijk grote kille ruimte waarin je er totaal alleen voor staat en elk spoor van medemenselijkheid verdwenen is.

God, wat zou ik die jongen die haar heeft laten zitten graag een schop onder z’n kont geven. Terug naar haar, jongen, en rap een beetje, want dit doe je je ergste vijand niet aan! Enfin. Cissy Houston dus.

Gospel

Drinkard SingersZe werd in 1933 geboren als laatste, achtste kind in het grote gezin van Nitch Drinkard en zijn vrouw Delia Mae McCaskill die in 1923 vanuit een klein dorpje in Georgia naar Newark trokken ten tijde van de grote migratiestroom van Afro-Amerikanen. Het hele gezin is muzikaal en raakt via de kerk in de muziek. Ouders, kinderen en aanwas (zoals de door Cissy’s zus Lee geadopteerde Judy Clay) vormen samen The Drinkard Singers. Het is Joe Bostic, een vermaarde gospel-dj uit New York, die optredens regelt voor het gezelschap tijdens festivals waar ook grootheden als Mahalia Jackson en Clara Ward optreden. Aanvankelijk valt het hem niet mee om het gezelschap te boeken, zeker niet voor radio- en tv-optredens, want de Drinkards zijn vastbesloten alleen op te treden ‘ter ere van God’.

Omdat haar moeder sterft als ze vijf is en haar vader als ze achttien is woont Cissy een deel van haar jeugd bij haar tante Lee en haar man Mancel Warrick. De Warricks – later maken ze er Warwick van – hebben twee dochters: Dionne en Dee Dee (hun derde kind, een zoon, komt op z’n twintigste om het leven bij een ongeluk). Met onder anderen die twee meiden begint Cissy een jongerenkoor in de kerk, The Gospelaires. Wie goed luistert naar de stemmen van Cissy, Dee Dee en Dionne hoort sterke gelijkenissen. Vooral de jonge Dee Dee en Cissy lijken op de vroegste geluidsopnamen soms als twee druppels water op elkaar.

Uit haar eerste huwelijk heeft Cissy Houston een zoon, die een topbasketballer werd, uit haar tweede huwelijk – met John Russell Houston – een zoon (songschrijver Michael) en een dochter (Whitney, door haar moeder steevast liefkozend Nippy genoemd). Aretha Franklin werd Whitneys peetmoeder.

In de jaren zestig gaf Cissy Houston leiding aan de damesgroep The Sweet Inspirations. Aanvankelijk vooral als achtergrondzangeressen bij artiesten zoals Otis Redding, Wilson Pickett, Dusty Springfield, Elvis Presley en Aretha Franklin (en, for the record, ook op Brown Eyed Girl van Van Morrison en Burning of the Midnight Lamp van Jimi Hendrix), later ook veelvuldig op eigen kracht. The Sweet Inspirations waren top of the bill, ze vormden het beste wat er te krijgen viel als het om achtergrondzangeressen ging. Bij platenmaatschappijen Atlantic en Colombia vroeg werkelijk iedereen om ‘Cissy and the girls’. Naast boegbeeld Cissy Houston bestond de groep in haar hoogtijdagen uit Myrna Smith, Estelle Brown en Sylvia Shemwell, alle bekenden van vroeger uit het koor in de New Hope Baptist Church. In die samenstelling zijn ze bijvoorbeeld te horen op Dusty in Memphis. De Sweet Inspirations gingen ook op tournee met Elvis Presley en Aretha Franklin. Dee Dee en Dionne Warwick, Cissy’s nichtjes, hadden de groep toen al verlaten met succesvolle solocarrières op de rails. Niet langer als achtergrondzangeressen, maar onder eigen vlag, namen The Sweet Inspirations prachtige gospelversies op van onder meer Unchained Melody, I’ve Been Loving You Too Long, het onweerstaanbare Here I Am en het smachtende, aan de naar Vietnam uitgezonden soldaten refererende Am I Ever Gonna See My Baby Again.

The Sweet Inspirations, met Cissy Houston links‘They knew how to listen to one another,’ zei Cissy Houston een paar jaar geleden over haar dames. ‘That’s what I taught them. To blend.’ Over Elvis Presley spreekt ze nog altijd met warmte, evenals over Aretha Franklin. ‘She didn’t bother me, because she knew what I was doing,’ aldus Houston. ‘We come from the same place, she and I always say. That’s my friend. We do come from the same place. We come from church.’

Een onbetwist hoogtepunt van Cissy Houstons werk als achtergrondzangeres is haar bijdrage op het gedragen Ain’t No Way van haar levenslange vriendin Aretha Franklin (en geschreven door Aretha’s zus Carolyn). Die bijna gillende sopraan die tijdens het refrein door merg en been gaat, stratosferisch, ook dat is Cissy Houston. Ze staat twenty feet from stardom, zoals dat in die mooie documentaire over achtergrondzangeressen heet, maar eigenlijk is zij natuurlijk de ster in kwestie. Dat had haar man goed gezien, die avond in de Atlantic Studio’s toen hij zijn vrouw aanspoorde om de partij voor haar rekening te nemen. Het stond er op in één take, daar gaat ze nog altijd prat op.

In 1969 zegt Cissy Houston de Sweet Inspirations vaarwel. De solo-elpee Presenting Cissy Houston die ze in 1970 uitbrengt is haar magnum opus. This Empty Place staat erop, evenals prachtige versies van Be My Baby (bekend van The Ronettes), I Just Don’t Know What To Do With Myself (Dusty Springfield), Hang On To A Dream (Tim Hardin) en I Believe (Frankie Laine). Ook op de elpee Cissy Houston (1977) staat een aantal bijzonder intense opnames van liedjes die de originelen naar de kroon steken, zoals He Ain’t Heavy (He’s My Brother) (The Hollies) maar vooral haar imposante, verstilde versie van Bacharachs Make It Easy On Yourself, die onbedoeld laat horen hoe haar dochter had geklonken zonder al die techniek.

Net als veel van haar soul sisters maakt Cissy Houston in de tweede helft nog een aantal disco-platen (Think It Over is in 1979 een grote hit) en daarna is het eigenlijk afgelopen. Dat wil zeggen, ze zet een paar stappen terug om haar plek weer in te nemen 20 feet from stardom. Achter Chaka Khan in I’m Every Woman samen met haar 14-jarige dochter, en niet lang daarna achter haar dochter zelf. Een van de laatste platen waarop ze backing vocals zingt is Dangerously In Love, het solo-debuut van Beyoncé.

Wildste verhalen

Cissy Houston heeft het op haar oude dag behoorlijk te verduren gehad. Eind jaren tachtig scheidde ze van John. Haar dochter stierf als bekend in 2012 in het bad van een hotelkamer aan een vermoedelijke drugsoverdosis en daarna kwam een genadeloze golf roddels op gang waarin moeder niet zelden figureerde als de kenau die haar dochter het leven zuur had gemaakt. De wildste verhalen deden de ronde. Cissy Houston zou de suite in het Beverly Hilton Hotel hebben gehuurd waar haar dochter dood werd aangetroffen, voor bezinning en gebed. Als klap op de vuurpijl liet ze zich ontvallen dat ze de relatie van haar kleindochter Bobbi Kristina met Nick Gordon, de jongen die Whitney Houston min of meer adopteerde, ‘incestueus’ vond. Cissy Houston kreeg, op z’n zachtst gezegd, een slechte pers. Vorig jaar sloeg ze terug met een boek: Remembering Whitney: My Story Of Love, Loss, and the Night the Music Stopped dat haar overigens ook weer het verwijt opleverde dat ze alleen uit zou zijn op geld. ‘Anders dan ik hield zij niet van conflicten,’ zei ze in een radio-interview met New Hope-congregatiegenoot A. Curtis Farrow in juni dit jaar. ‘Voor mij geldt: if you bring it to me, I give it to you! Vaak was ik het die de strijd voor haar moest voeren. Ze verzweeg dingen voor me omdat ze wist dat ik er razend van zou worden. Daar heb ik spijt van. Als ze me meer had verteld had ik misschien ook meer kunnen doen. Als ze op tournee was zei ze vaak: niet aan m’n moeder vertellen! Ze vond dat ik soms hard was, en zei: jij vindt niemand aardig. Ik vind veel mensen aardig, zei ik dan, ik wordt alleen niet graag voor de gek gehouden. Ik verloor mijn ouders op jonge leeftijd dus ik moest voor mezelf vechten.’

Er is een plek waar Cissy Houston al een leven lang komt. Het is de New Hope Baptist Church in Newark. Zestig jaar lang (!) was ze aan de kerk verbonden als muzikaal leider van het koor van de congregatie. Niet alleen op papier. Waar Cissy Houston ook moest optreden – met Elvis, met Aretha, met haar eigen Sweet Inspirations – op zondagochtend was ze paraat in de New Hope Baptist Church. ‘Ik had dat nodig,’ zei ze een paar jaar geleden. Ook de begrafenisdienst voor haar dochter organiseerde Cissy Houston in de New Hope. ‘Ik wilde geen drinkende en rokende menigte,’ zegt ze in het interview met A. Curtis Farrow. ‘Ze is grootgebracht in de kerk. Dat is waar ze leerde zingen, en dat is waar ze geëindigd is met zingen.’ Tegen het eind van de uitzending vraagt Farrow haar nog naar haar favoriete hymne. It Is Well With My Soul, zegt ze, al vindt ze het moeilijk om er een te kiezen, er zijn er zoveel. It Is Well With My Soul werd in de negentiende eeuw geschreven door Horratio Spafford nadat eerst zijn enige zoon overleed en twee jaar later zijn vier dochters omkwamen door schipbreuk op de Atlantische Oceaan.

Als Cissy Houston niet kan slapen, en dat gebeurt nog al eens zegt ze, begint ze te zingen. Eerst zachtjes, in bed. En als het goed klinkt klimt ze na een tijdje uit bed om het op te schrijven. Het is de muziek die door haar oude aderen stroomt en het is de muziek die haar tot rust maant. Haar geloof is onwankelbaar. Dagelijks zingt, bidt en leest ze Psalm 23. The Lord Is My Shepherd.

Dit voorjaar, niet lang nadat ik Cissy Houston voor het eerst hoorde in This Empty Place, woonden we een gospeldienst bij in St. Paul Baptist Church in Harlem. De kerk was goed gevuld op deze zondagochtend, iedereen was op haar en zijn paasbest gekleed. En daar voor ons, op het kleine podium voor het preekgestoelte, daar ontvouwde zich precies wat ons naar die plek had getrokken. Een gospelkoor van vijf of zes mensen, de één loepzuiver, de ander niet meer zo bij stem als vroeger, maar zo doorleefd dat het een aard had. Het was helemaal niet erg als een van hen er even de aandacht niet bij had. Er was maar een half gezang voor nodig om iedereen staand tussen de kerkbanken te laten klappen, heupwiegen en dansen. Dit is dus waar ze vandaan komen. De Cissy’s, de Bessies, de Candi’s, de Betty’s, de Lorraines, de Rozettas, Dionnes en de Dee Dee’s, al de vrouwen uit de gouden tijd van de soul waarnaar ik vrijwel dagelijks luister en waaraan ik nog steeds met regelmaat nieuwe namen toevoeg.

Na afloop gaven alle bezoekers elkaar een hand, sommige oude dames droegen een hoedje met een bloem. We wandelden terug, langs het Apollo Theater waar al hun namen eens onder de rode neonletters fonkelden. In 1958 wonnen The Gospelaires – Cissy samen met de zussen Dionne en Dee Dee Warwick – er de wekelijkse amateurwedstrijd. Tien jaar later, in mei 1968, trad Cissy Houston er op met The Sweet Inspirations, met haar nog jonge dochter ergens samen met een tante in het publiek. Na een bezoek aan het Apollo liepen we across 110th street, zoals Bobby Womack de scheidslijn tussen Harlem en de rest van Manhattan bezong, in de richting van Central Park. Gospels echoden in ons hoofd.

En verdomd als het niet waar is, als ik nu die altijd zo verafschuwde Whitney Houston nog ergens voorbij hoor komen, ergens in een winkelstraat of – vooruit – na een gesprek met een correspondent op de radio, dan weerklinkt in die stem sinds dit jaar onmiddellijk haar moeder, die vrouw in die grote kille open ruimte die een omhelzing nodig heeft, en dan raak ik – ik, die zo huiverde van die gepolijste liftmuziek – alsnog ontroerd.

© Schift, november 2014

Meer lezen over soul sisters? Hier vind je alle andere stukken.
Share Button
MAARTEN SLAGBOOM Geschreven door:

Maarten Slagboom is journalist en als eindredacteur verbonden aan de VPRO. Hij werkte voor Radio 1 en publiceerde in onder meer Humo, NRC Handelsblad en het Utrechts Nieuwsblad. In 2018 verscheen zijn bundel 'Motown op legerkistjes'. Bij uitgeverij Atlas Contact verscheen eerder al zijn boek 'Echo'. Zie ook maartenslagboom.nl

Wees de eerste om te reageren

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.