Bloed, Zweet en Blaren, het zesdelige charmeoffensief van Het Nationale Ballet dat eerder dit jaar werd uitgezonden, gaf het tv-publiek een ongewoon realistische kijk op het leven en werk van balletdansers. Wie de serie heeft gezien weet wat de keuze voor klassiek ballet voor een danser betekent: een onzekere toekomst, keihard werken en voorbereid zijn op omscholing na je 35e. En zoals prima ballerina Igone de Jongh in een aflevering verzucht: ‘Mooier worden je voeten er niet van.’ Ballet ís bloed, zweet en blaren. Maar, en dat liet de serie overduidelijk zien, daartegenover staat een hele levenswijze, passie, talent en de kans om het talent verder te ontwikkelen.
Eén van de nieuwste lichting ballerina’s heet Michaela DePrince (19). Toen ze vorig jaar aangenomen werd bij de Junior Company, de kweekvijver van Het Nationale Ballet, spitste ik mijn oren. Net als mijn dochter is ze geadopteerd en net als mijn dochter is ze al vanaf zeer jonge leeftijd ervan overtuigd dat ze móet dansen.
Mijn dochter had haar voorbeeld gevonden. Samen struinden we YouTube af. Er was geen gebrek aan materiaal, want in de Verenigde Staten geniet Michaela enige bekendheid sinds ze als 14-jarige optrad in de documentairefilm First Position. De film volgt een aantal getalenteerde jongeren in hun voorbereidingen op de Youth America Grand Prix, een belangrijke danswedstrijd die de besten een instap biedt in de professionele danswereld. Onwillekeurig herinnerde ik me de totale overgave waarmee mijn vriendinnen en ik als pubers keken naar Alan Parkers onvolprezen FAME, een speelfilm over jongeren op de School for Performing Arts. Ondanks de totaal andere setting straalt FAME dezelfde ambitie uit als Michaela en de andere jonge dansers in de documentaire. Toen ik me verder in Michaela’s verhaal verdiepte, werd ik steeds opnieuw herinnerd aan de film die voor mijn jonge jaren zo tekenend was.
Kleur
Michaela’s verhaal bereikte Nederland haast eerder dan zij zelf hier was. Dat het verhaal in de media meer aandacht heeft gekregen dan Michaela als danser, is enigszins begrijpelijk. Het ís een uitzonderlijk verhaal. Zelf doet ze er verslag van in haar autobiografische boek Taking Flight, in het Nederlands vertaald als Ze Noemden Me Duivelskind. Zij werd geboren in Sierra Leone, verloor haar beide ouders tijdens de wrede burgeroorlog die het land in de jaren negentig in de greep hield en werd op haar vierde geadopteerd door een echtpaar uit de Verenigde Staten. De adoptie beschouwt ze als haar levensredding, want in Sierra Leone werd ze zwaar gediscrimineerd vanwege vitiligo, een aangeboren huidafwijking die witte vlekken op haar huid heeft achtergelaten. Volgens Afrikaans bijgeloof konden die vlekken alleen het werk van de duivel zijn. Een duivelskind wil niemand, hadden de nannies in het kindertehuis al besloten, toen alsnog een ouderstel zich aandiende. Zo groeide Michaela op in een liefdevol gezin in de Verenigde Staten en kreeg ze de kans om balletles te volgen.
Haar talent werd snel erkend, maar al vanaf haar eerste stappen in de balletwereld moest ze het opnemen tegen hardnekkige discriminatie. Nu niet vanwege de witte vlekken, maar wel vanwege haar huid. Haar boek geneest de lezer snel van het idee dat talent geen kleur heeft. Keer op keer kreeg ze mindere rollen en werd ze afgewezen bij audities. Soms kreeg ze plomp te horen dat zwarte mensen geen balletdanser kunnen worden, soms bleef het vooroordeel onuitgesproken in de lucht hangen. Met haar boek en vele optredens in de media wil ze een voorbeeld zijn voor talentvolle zwarte jongeren die zich als klassiek balletdanser willen ontwikkelen. Die aanmoediging is ook de boodschap die ik me van Parkers FAME herinner: hoop en doorgaan ondanks alle tegenwerking.
De auditie bij de Junior Company was Michaela’s zoveelste. In een uitzending van Een Vandaag in september vorig jaar wordt Ted Brandsen, artistiek leider van Het Nationale Ballet, aan de tand gevoeld over de keuze voor Michaela. Was het misschien het verhaal dat zijn werk deed? Nee, zegt Brandsen, ‘ze is helemaal op haar talent aangenomen, natuurlijk.’ Michaela: ‘Ik denk dat veel gezelschappen geen zwarte ballerina’s willen omdat je als zwarte altijd opvalt. En ik denk dat ik daarom hier wil zijn: ze lijken mijn kleur niet te zien.’
Dat is nobel gezegd, maar nog in dezelfde uitzending wordt duidelijk dat kleur wel degelijk ook in Nederland een rol speelt. Bij het Nationale Ballet is ze namelijk ‘niet het eerste maar op het moment wel het enige donkere meisje’, zoals de televisiecommentator eufemistisch opmerkt. Op de Nationale Balletacademie, de vooropleiding die gelieerd is aan Het Nationale Ballet, zitten heel wat kinderen met een niet-Nederlandse achtergrond, maar ook daar zijn de zwarte dansers schaars. Tegen Een Vandaag vertelt een van hen, de 14-jarige Esther, dat ze nu al weet dat ze ‘extra goed moet zijn’ als ze ver wil komen. Ook zij heeft al moeten ervaren dat de wereld voor haar niet vanzelfsprekend open ligt. ‘Toen Michaela kwam, zag ik: het kan dus toch.’
Voor jongeren als Esther en mijn dochter die dit jaar is begonnen aan de Nationale Balletacademie, is Ze Noemden Me Duivelskind zeker een steun in de rug. Net zoals FAME het voor mij ooit was. Maar in de media werden Michaela, haar verhaal en het boek in een zeer beperkt kader geplaatst. ‘Het sprookje van een weesmeisje uit Sierra Leone’, kopte de Volkskrant. ‘Van paria tot ballerina’, allitereerde Een Vandaag. Zelfs de ondertitel van Michaela’s boek suggereert een Billy Elliot-achtig from rags to riches-verhaal, een sprookje dus: ‘Van oorlogswees tot ballerina’. Een ster schittert, maar op een veilige afstand. Iemand die van een sprookje werkelijkheid maakt is geen gewone sterveling meer; niet iemand om jezelf of je kinderen aan te meten. Ze wordt een icoon, een naam.
Ademhalen
Zoals Bloed, Zweet en Blaren ook al toonde, doet een eenzijdige nadruk op de sterrenstatus weinig recht aan de balletdansers. Met haar verhaal laat Michaela zien dat wie van ballet zijn beroep wil maken, veel meer nodig heeft dan talent: de juiste fysiek, muzikaliteit, een innerlijke overtuiging, een realistische levenshouding en bakken doorzettingsvermogen. Je moet je kansen weten af te wegen en je aanpassen aan omstandigheden die je niet kunt veranderen. Jezelf inkapselen in bereikt succes – de sterbenadering – is even schadelijk voor je ontwikkeling als je laten ontmoedigen door vooroordelen en mislukkingen. Doorgaan, daar gaat het om. Je droom najagen. Zoals een andere succesvolle geadopteerde, de harpiste Lavinia Meijer, het zegt: ‘Je kunt beter meebewegen met de dingen die op je afkomen.’
Twijfelmomenten heeft iedereen, ook Michaela. Ze schrijft: ‘Ik stelde mezelf de vraag: stel dat ik op een dag wakker word en tot de ontdekking kom dat ik ballet vreselijk vind? Zou ik spijt hebben van de offers die ik heb gebracht? Hoe ik ook mijn best deed me die dag voor te stellen, het lukte me niet. Ik voelde dat ballet in mijn botten zat, in mijn bloed. Het maakte mij tot wie ik was. Ik zou nog eerder ophouden met ademhalen dan met balletdansen.’
Hans van Manen, die ondanks zijn hoge leeftijd nog steeds als choreograaf verbonden is aan Het Nationale Ballet, heeft eens een onderscheid gemaakt tussen twee soorten dansers: ‘Zij, die ondanks hun technische virtuositeit nooit echt koorddansen, omdat zij liever op safe spelen en de spanning alleen met hun technische beheersing ondervangen. Maar er zijn ook dansers die begrijpen op welke hartslag en behoeftebevrediging in dans het in essentie aankomt, welke intuïtieve intelligentie daarvoor nodig is. Daarmee tonen zij hun persoonlijkheid als podiumkunstenaar. Voor waarlijk danserschap is fysieke moed en geestelijke lef vereist. Een danser moet voortdurend zijn gewicht in de weegschaal durven leggen, openstaan voor gokjes en bovenal: hij moet zich door middel van de danskunst zelf over zijn gevoelens van machteloosheid of angst heen laten trekken.’ (uit: Eva van Schaik: Hans Manen: Leven & Werk). Wie Michaela heeft zien dansen, begrijpt dat zij tot de tweede groep behoort.
Toen mijn dochter dan eindelijk dit voorjaar de eerste voorstelling van de Junior Company zag, werd ze niet in haar verwachting teleurgesteld. Haar overgave als kijker evenaarde de overgave van Michaela en de andere dansers op het podium. Ze merkte zelf niet dat haar voeten vanzelf de passen van de dansers nadeden. Ik merkte het wel, en dacht aan het oude Chinese verhaal waarin de kunstenaar in zijn werk verdwijnt. In Een Schitterend Offer, de fraaie documentaire van Karin Junger over het Nederlands Dans Theater, zeggen dansers iets vergelijkbaars. Als ze dansen, zijn ze niet. Ze gaan in de dans op. Sinds de voorstelling met Michaela weet ik: ook de kijker kan erin opgaan. Vooral als ze jong is en nog onbevooroordeeld over wat haar te wachten staat. Mijn tienjarige heeft nog een lange weg te gaan, maar Michaela heeft het gehaald. Na de tournee met de Junior Company werd ze aangenomen in het moedergezelschap van Het Nationale Ballet. Dit seizoen danst ze in twee klassiekers, Cinderella en Het Zwanenmeer. En haar verhaal blijft ze doorgeven; binnenkort spreekt ze op TEDxAmsterdam. Ook over dans, hoop ik.
© Schift, november 2014
Wees de eerste om te reageren