Een noot die nooit uitsterft – Schift

Tijdens het IDFA keek ik samen met mijn dochter naar een documentaire over Ryuichi Sakamoto. De componist, onberispelijk als altijd, zorgvuldig zijn woorden zoekend, volledig opgaand in zijn muzikale universum, haalt daarin een tekst aan van Paul Bowles uit de roman The Sheltering Sky.

‘Death is always on the way,’ schreef Bowles in 1949, ‘but the fact that you don’t know when it will arrive seems to take away from the finiteness of life. It’s that terrible precision that we hate so much. But because we don’t know, we get to think of life as an inexhaustible well. Yet everything happens a certain number of times, and a very small number, really. How many more times will you remember a certain afternoon of your childhood, some afternoon that’s so deeply a part of your being that you can’t even conceive of your life without it? Perhaps four or five times more. Perhaps not even. How many more times will you watch the full moon rise? Perhaps twenty. And yet it all seems limitless.’

Het is een buitengewoon mooie passage, die blijkens de film al lang met de Japanse meester meereist. Al sinds hij de soundtrack componeerde voor Bertolucci’s verfilming van het boek (1990) heeft het een prominente plek in zijn hoofd opgeëist, op zijn laatste plaat Async staat zelfs een stuk dat helemaal rond het citaat is opgebouwd. Die ene namiddag, die keren waarop je stilstaat bij die volle maan. We weten dat er een eind aan dit leven komt, maar het is allesbepalend voor ons dat we niet weten wanneer. Eigenlijk is het pervers. Geen wonder dat we het verstrijken van tijd liefst negeren en net doen alsof de bron onuitputtelijk is.

Het citaat maakte extra indruk op me omdat ik me voor de documentaireserie Robo sapiens de afgelopen maanden intensief bezighield met de toenemende invloed van kunstmatige intelligentie in ons leven. In vrijwel alles zullen computerprogramma’s, algoritmes en robots beter worden dan wij. Accurater. Sneller. Preciezer. Doeltreffender. Maar van kunstmatig zelfbewustzijn is vooralsnog geen sprake. Zelfbewustzijn is wat ons – vooralsnog; je kunt niet voorzichtig genoeg zijn – onderscheidt van de apparaten. Het besef dat ons leven – ook weer vooralsnog, trouwens – eindig is, is daarbij het meest cruciaal. Het onderscheidde ons natuurlijk altijd al van andere dieren. Of we daar blij mee moeten zijn is iets anders. Het werk van Georges Bataille gaat daar onder meer over. Hij schreef over discontinuïteit. De mens voelt zich afgezonderd van de natuur, door zijn zelfbewustzijn en besef van de dood. Hij ziet dat de natuur ‘continuiteit’ heeft waar hij geen grip op heeft: overal begint altijd weer iets te groeien, nieuw leven groeit op de verrotting. De mens voelt zich buiten de natuur staan, terwijl hij er eigenlijk natuurlijk gewoon deel van is.

Nature always wins, zie ik vaak als caption staan bij foto’s van urban explorers. Daarin schuilt inderdaad de aantrekkingskracht van al die verlaten gebouwen die ik opzoek als ik met mijn dochter op pad ga. De menselijke hand is er nog aanwezig, maar wordt langzaam uitgevaagd, weggepoetst, geërodeerd. Wat er dan overblijft, op het moment dat de natuur heel voetstoots probeert de overhand te nemen, is op z’n minst fascinerend en op z’n best van een intense schoonheid. Doelloze spoorrails, lang verlaten ziekenhuizen en kerken, verwaarloosde stations, ze hebben de aantrekkingskracht van een magneet. Als je ergens proeft van de continuïteit, is het op dit soort plekken.

Een cynicus zal het ruin porn noemen, maar het doet aan de ervaring geen recht, want van het betreden van die locaties gaat iets heel geruststellends uit. Het geluid van knisperend glas, het kraken van de treden, het geluid van de druppel die door het kapotte dak in een plas water valt, dat alles doet een appèl op de verbeeldingskracht, want welke verhalen gaan er achter de bouwval schuil? Deze zomer reden we door van die kleine plaatsjes in de voormalige DDR en stopten, met piepende remmen, als we weer zo’n villa zagen die er reeds lang verlaten uit zag. Binnen krulde het behang van de muren. Ik fantaseer graag over de verhalen die zich binnen zo’n woning hebben afgespeeld. In iedere kamer zijn tranen geplengd maar ook vreugdedansjes gemaakt. De namiddagen die zo vormend bleken waar Bowles over schreef speelden zich er af, door de ramen werd de volle maan bewonderd. Niet lang nadat bewoners hun boeltje hadden gepakt, betrok een nieuw gezin het pand, met nieuwe dromen en verlangens. Nieuwe inwoners namen bezit van haar, maar de stille getuige van het verleden bleef. Totdat ook de laatste inwoners haar verlieten, op zoek naar een beter bestaan in de stad ongetwijfeld. Toen ging het gebouw een nieuwe alliantie aan met het oprukkend onkruid.

Zodra ik de panden als personages ging beschouwen, kostte het me geen moeite met ze te sympathiseren. Het is dezelfde soort sensatie die je overmeestert als je na decennia voor het eerst terugkeert in het huis waar je opgroeide. Ik herinner me hoe onvoorstelbaar klein ik alles vond, en hoe ontroerd ik raakte door details die de tand des tijds hadden doorstaan. Waar eens de knaloranje keukenset stond, sierde nu een IKEA-set maar de betegeling tegen de muren was er nog. De verweerde schommel in de tuin stond er nog. Nieuwe inwoners nemen bezit van een huis, maar het huis blijft voortbestaan zoals het was in de geest van de oud-bewoners.

Voor een tv-programma deed ik een aantal jaren geleden research naar de geschiedenis van de Weesperzijde. Ik stuitte op het verhaal van een oude joodse vrouw die de hele geschiedenis van de straat via haar geschiedenis kon samenballen: van een sjieke straat voor veelal joodse notabelen voor de oorlog tot een verwaarloosde straat vol kraakbolwerken van eerst hippies en later punkers, tot een dure straat voor de well-to-do. Ze liep er nog wel eens langs, dat huis met die torentjes, maar dorst nooit aan te bellen. Haar joodse grootouders, haar vader en een nicht zaten er ondergedoken toen ze er opgroeide, ze hielden zich verborgen op de bovenverdieping. Ver in de zeventig was ze inmiddels, maar in haar dromen speelde dat huis dat ze rond haar achttiende verliet nog altijd een prominente rol. Net als in haar nachtmerries. Uiteindelijk wilde ze toch mee, naar binnen. ‘Vind je het niet een beetje somber?’ vroeg ze aan de 16-jarige dochter des huizes die ze vertelde over de dag waarop vier SD’ers met een hakbijl de muur naar de zolder openbraken. ‘Nee hoor, dit is altijd al mijn kamer geweest. Dat is geschiedenis,’ antwoordde ze. En dat was goed. ‘In feite,’ zei de vrouw, ‘in feite is het natuurlijk een onschuldig huis.’ In schuldige huizen geloof ik niet, zo min als in schuldige landschappen. Sterker, dat een pand aan veel leed heeft huisgegeven kan de betrokkenheid ermee ook vergroten. Hoe dan ook is zo’n backstory van een locatie van groot belang. Niet ver van Berlijn klommen we een totaal verwaarloosde balzaal binnen, in een gebouw dat op instorten stond. Het gebouw dateerde van eind negentiende eeuw, in de eerste decennia van de vorige eeuw danste de beau monde van de stad er, ieder op z’n paasbest gekleed. Na de oorlog kwam de balzaal achter het IJzeren Gordijn te liggen, maar bleef het dienst doen als uitgaansgelegenheid. Sinds de jaren negentig werd het gebouw aan haar lot overgelaten.

Vorig jaar draaide op het IDFA een film die tegemoet komt aan de sensatie van de urban explorer. In zijn film Homo sapiens – de titel is even sturend als goed gekozen – toont de Oostenrijker Nikolaus Geyrhalter een aaneenschakeling van verlaten locaties. Ze tonen stuk voor stuk wat we als mensheid achterlaten als we zijn verdwenen, en leggen fijntjes bloot wie uiteindelijk de sterkste is, de natuur of wij. Als er al iets beweegt is het omdat de wind speelt met iets lichts dat over de grond dwarrelt. Als het beeld verandert is het doordat de intensiteit van het zonlicht toeneemt. En als er al iets klinkt is het suizen van diezelfde wind, of vogels die fladderend opstijgen. Door zo radicaal afwezig te zijn, is de mens aanweziger dan ooit, toont Nikolaus Geyrhalter. Het zijn plekken die overgelaten zijn aan de verhalen die ze herbergen. De verhalen die zich er daadwerkelijk hebben afgespeeld, maar evengoed de verhalen die ze voortbrengen in onze verbeelding. In die zin zijn al die verlaten locaties odes aan de verbeelding. Als de sloophamer erin gaat, of het dynamiet tot ontploffing wordt gebracht, verdwijnt een ongeschreven epos in het niets.

Toen hij begon, als jonge toetsenist in het electronica-trio Yellow Magic Orchestra, vond Ryuichi Sakamoto nieuwe geluiden in flipperkasten, gokautomaten en elektronisch kinderspeelgoed. Sindsdien zette de zoektocht naar nieuwe geluiden zich onverminderd door. Naarmate hij ouder wordt zoekt hij ze steeds meer in de natuur. In de documentaire Coda zien hem dwalen door het bos, op zoek naar geluiden die hij nog niet kent. We zien hem puin bezoeken, de ruïnes die de tsunami veroorzaakte na de zware aardbeving van 2011. Zachtjes tikt hij met een boomtak tegen de wrakstukken, om te luisteren welk geluid dat voortbrengt. Hij bespeelt een oude piano, die de ramp overleefde. Nooit geweten dat piano’s konden drijven, zegt hij. ‘I felt as if I was playing the corpse of a piano that drowned,’ merkt hij op over het bespelen van de gehavende Yamaha. In de tuin van zijn appartement in Tokio zet hij een omgekeerde emmer op z’n hoofd om met zijn microfoon het geluid van de regen op te vangen. En we zien footage van de reis die hij met een vriend naar de Noordpool maakte. Kinderlijk blij is hij als hij eindelijk zijn microfoon in een gat in het poolijs laat zakken om het meest pure geluid dat hij kan bedenken vast te leggen. Hij is, vertelt hij ergens, op zoek naar eeuwigdurend geluid, naar een noot die nooit uitsterft.

In de laatste aflevering van Robo sapiens trekt een stoet aan transhumanisten aan ons voorbij. Een van hen is een wetenschapper van het Future of Humanity Institute, die de mogelijkheden onderzoekt om iemands brein te kopiëren zodat je kunt voortleven na je dood. Jelle Brandt Corstius bezoekt ook een mevrouw met Alzheimer. We zien hoe goed ze reageert op de Paro-zeehond die op haar schoot wordt gelegd.

Misschien moet ik in het verpleeghuis van mijn moeder ook eens gaan ijveren voor zo’n robotje. Toen ik haar een paar weken geleden bezocht en uit wandelen nam bleek er in haar verbeelding nog iemand mee te lopen. Een klein jongetje, was het. ‘Ach, kijk hem nou toch, dat arme jochie,’ zei mijn moeder, terwijl ze naar het met herfstbladeren bedekte veldje tuurde. ‘We moeten goed op hem passen, het wordt al bijna donker.’ Soms wandelde ook haar moeder, mijn oma die 15 jaar geleden overleed, even met ons mee, zo maakte ik op uit haar woorden. Misschien, bedenk ik nu, speelde zo’n namiddag van heel lang geleden wel door haar hoofd. Zo’n middag die zo sterk deel uitmaakt van haar wezen dat ze zich haar leven zonder niet kan voorstellen, zoals Bowles schreef. Misschien was dit de vijfde, of de zesde keer dat ze eraan terugdacht. En zelfs nu weten we niet of het de laatste keer zal zijn. Het is een onuitputtelijke bron.

Toen we het verpleeghuis weer naderden begon het plots hard te hagelen. ‘Kom, snel naar binnen,’ zei ik, en spoorde mijn moeder aan om haar pas een klein beetje te versnellen. Maar mijn moeder wilde niet snel doorlopen. Liever deed ze juist nu nog even rustig aan. Over het jongetje hoorde ik haar niet meer, over haar moeder evenmin. Ze liet zich de hagel welgevallen. Hoe vaak zou ze zich nog bewust zijn van de kracht van een felle hagelbui? Ze glimlachte. Deze bui namen ze haar niet meer af.

© Schift, november 2017

‘Coda: Ryuichi Sakamoto’ (regie: Stephen Nomura Schible) wordt later dit seizoen uitgezonden op NPO2, in de documentairerubriek ‘Close up’. Het album ‘Async’ verscheen bij Milan Records. De laatste aflevering van de serie ‘Robo sapiens’ is zondag te zien, eveneens op NPO2.

Share Button
MAARTEN SLAGBOOM Geschreven door:

Maarten Slagboom is journalist en als eindredacteur verbonden aan de VPRO. Hij werkte voor Radio 1 en publiceerde in onder meer Humo, NRC Handelsblad en het Utrechts Nieuwsblad. In 2018 verscheen zijn bundel 'Motown op legerkistjes'. Bij uitgeverij Atlas Contact verscheen eerder al zijn boek 'Echo'. Zie ook maartenslagboom.nl

Wees de eerste om te reageren

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.